Uitwerken van een model

Met deze werkvorm werken studenten een theoretisch model uit aan de hand van een eigen casus of een voorbeeldcasus. Op deze manier onthouden en begrijpen studenten het model niet alleen, maar passen ze het ook toe. Deze actieve verwerking van de leerstof is geschikt om tijdens werkgroepen te gebruiken. 

Wat leert de student?

Theoretische modellen bestaan vaak uit verschillende onderdelen en onderlinge relaties. Doordat de student het model toepast op een specifieke situatie, worden deze onderdelen en onderlinge relaties inzichtelijk. Hij leert daarnaast om het model te analyseren en eventueel te evalueren. 

Wat doet de student?

  1. Analyseert het model. 
  2. Beoordeelt de toepasbaarheid van het model op een casus en beargumenteert zijn oordeel. Maakt hierbij zijn denkstappen inzichtelijk. 

Wat doet de docent?

  1. Geef instructie over het theoretische model.
  2. Lever voorbeeldcasussen waarop studenten het model kunnen toepassen.
  3. Geef de opdracht om het theoretische model toe te passen op een casus. 
  4. Bespreek (een aantal) casus plenair na en geef feedback. 

Variatiemogelijkheden

  • Laat studenten zelf casus aanleveren. Het is van belang dat de student al enige kennis heeft van het model zodat ze kunnen beoordelen of de casus geschikt is. 
  • Laat studenten (in groepjes) aan elkaar uitleggen hoe het model is toegepast op de casus en elkaar van feedback voorzien. 
  • Laat studenten het model namaken met de inhoud van de casus. Dit kan zowel op papier als digitaal. 

Tools die kunnen worden ingezet bij deze werkvorm

  • Assignments (Brightspace)
  • Kenmerken

    Groepsgrootte: ,